Belgische of strikkenmuts, gedragen te Rijsbergen en Zundert

8 geplooide voorstroken: 7 van tule met smal kantje (1 cm.breed), de 2e strook van boven van witte katoen met eenzelfde kantje. Boven de voorstroken 2 stroken machinale kant (elk 3 cm. breed), dakpansgewijs over elkaar geplaatst. Voorstroken en de daarover liggende kant zijn samen boven de oren iets naar achter en naar buiten gebogen. In de ronding telkens na 2 stroken een reepje goudgeel moire zijden lint. De voorstroken zijn genaaid op een ± 3 cm brede katoenen strook. Tussen deze strook en de bodem een gesteven reep katoen van ± 4.5 cm breed. Bodem van zwarte (opengeweven) gesteven katoen. Over de zwarte katoen witte tule, versierd met plumetis borduurwerk in eenbloemig patroon. Rondom de bodem is een goudgeel moirezijden lint (9 cm breed) gerimpeld vastgezet. Het eindigt aan de onderzijde onder een strik met afhangende linten (als boven beschreven). Aan de achterzijde, iets boven de onderkant van de bodem, twee stroken kant (glad en dakpansgewijs aangezet) waartussen een smalle strook van bovengenoemd lint is genaaid. Stroken kant aan de binnenzijde verstevigd met laiton. Langs de onderrand van de bodem 2 doorgeschoven katoenen bandjes. Kinstrikken van goudgeel moirezijden lint. Wordt mogelijk ook strikkenmuts genoemd. In 1937-1938 opnieuw ingeschreven onder inv.nr. 8746. Het oorspronkelijke nummer was 7723

08746

1926

katoen, tule, kant, stof, band, moiré zijde, laiton